De Dorsmachine,
Column door Maarten Vasbinder, de Andere Krant 9 april 2022
Eenmaal per jaar, aan het einde van de zomer, kwam gedurende enkele dagen de dorsmachine bij ons in het dorp. Voor het huis van één van de kolenboeren werd het graan gedorst. Een groot deel van de dorpskinderen en honderden veldmuizen kwamen kijken. Die trokken weer katten en roofvogels aan. De kinderen kwamen om naar de machine te kijken en te helpen bij het samenbinden van het kaf en het sluiten van de zakken met graan, de muizen voor het graan en de katten en roofvogels voor de muizen. De wat grotere jongens kwamen voor de meisjes en andersom. Dat alles onder het geluid van de dorsmachine, die zijn ritmische lied zong, aangedreven met riemen door een oude tractor. ‘s Avonds werd er feest gevierd in het café bij de brug, maar daar mochten de kinderen niet naar toe. Die moesten naar bed en de volgende dag weer naar school. De grotere jongens en meisjes hielden zich bezig met datgene waar grotere jongens en meisjes zich toentertijd op een zwoele zomeravond mee bezig hielden. Vele huwelijken waren elk jaar weer het gevolg. Bij dorsen hoorde nu eenmaal mooi weer.
Op een dag gebeurde er een ongeluk. Een boerenzoon trapte met zijn voet het graan dieper in de machine, die hem pakte en niet meer losliet. Een half jaar later voetbalde hij met een houten voet bij de plaatselijke vereniging en niemand die hem durfde aan te vallen. Die voet voelde geen pijn. Hij werd topscorer van het elftal. De amputatie door de machine van die voet zal ik nooit vergeten en het was het moment dat ik besloot dokter te worden.
Het was de tijd dat de perfectiocratie nog niet bestond. ARBO wetgeving was in het dorp niet bekend en ongelukken werden beschouwd als behorend tot het leven.
Zo ook de 80 jarige boer die schuin tegenover ons woonde. Toen hij, zoals hij gewoon was, van de hooizolder op de hooiwagen wilde springen, ging er iets mis. Iemand had een tweetandige hooivork met de steel in het hooi gestoken. Eén van de tanden ging bij de arme man bij de kin naar binnen en kwam in het midden van zijn kale schedel weer naar buiten, doorboorde echter niet zijn pet die nu boven zijn hoofd hing. Ik stond erbij en keek ernaar en bedacht dat het mij ook had kunnen overkomen. Mijn vader, de dorpsarts was er binnen enkele minuten en trok de vork eruit.
“Mooi leven gehad, dokter, zei de goede man, maar nu ga ‘k dood” Mijn vader was daar nog niet zo zeker van, legde hem halfzittend in bed en zei: “Dan moeten we nog even wachten”. Dat wachten duurde 20 jaar. De doodsteek had geen enkel gevolg gehad. Wat bloed in de mond, geen infectie. Hooivorken worden tijdens gebruik gloeiend heet en zijn dan dus min of meer steriel.
Het jaar daarop brandde de zolder uit door hooibroei. Dat liep goed af. De hele straat had in brand kunnen vliegen.
Nu zal zoiets in ons overgereguleerde land niet meer gebeuren. Hooizolders zijn niet meer toegestaan en het hooi wordt door combines in balen verpakt. De hooivork wordt nog gebruikt, maar er loopt wel een inspecteur rond, om te controleren, of die niet op de kop wordt gezet.
Zo wordt ons lot overgenomen door een overheid die alles tot in de perfectie wil regelen. Bij elke handeling moeten we bedenken of die wel is toegestaan en na de handeling moet een formulier worden ingevuld.
De overheid streeft naar perfectie en is een perfectiocratie geworden, het eindstadium van de bureaucratie en een voorstadium van de totalitaire staat, waarin wij nog als robots mogen functioneren. Dat voorstadium kenmerkt zich door het treiteren van de bevolking met absurde regels, waaraan iedereen zich tot in de puntjes moet houden. De bedenkers van die regels zijn daarvan echter vrijgesteld.
Wie ons lot bezit, bezit ons leven. Wie wil dat?
Mijn keuze is simpel. Ik kies voor de dorsmachine op een warme nazomer dag, gevolgd door een zwoele avond en hete nacht.
Dat is leven.