Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

Parabel door Tom Korporaal – Student aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
Lang geleden, ergens in een ver land, was een klein koninkrijk onder het beheer van een vorst. De vorst was in het bezit van een tuin met allerlei sprekende dieren, bomen en planten. De tuin van de vorst was al duizenden jaren oud. Op een gegeven moment sprak de vorst echter over een groot gevaar, waartegen zijn onderdanen beschermd moesten worden. Er ging namelijk iets rond, dat als er niks veranderde voor dood en verderf zou zorgen. De dieren, bomen en planten waren zeer verschrikt van dit gerucht en vroegen vol spanning of er dan niet iets moest veranderen…

De vorst sprak toen: “Wel natuurlijk, geliefde onderdanen, moeten wij iets veranderen! Bij elkaar in de buurt komen, elkaar knuffelen, samen zingen, elkaars gezichten zien, dat is allemaal erg gevaarlijk en dat moeten we voortaan niet meer doen. Schaf alle bijeenkomsten af en mijn gezanten zullen een groot hek plaatsen om de tuin plaatsen om het gevaar af te wenden, ook zullen we de bomen en planten inpakken met een groot kleed, zodat we allemaal beter beschermd zijn. Dat is het beste voor jullie.”

Een slimme wijze vos sprak toen echter al: “Maar vorst, hoe kunnen wij ooit controleren of deze maatregelen ook echt werken?” De vorst kreeg toen een rood hoofd en liep aan van boosheid. Toen riep hij zijn onderdanen op de vos te boeien en hem in de kerker van zijn kasteel te werpen, de vos was volgens hem een nog een groter gevaar dan datgene wat voor dood en verderf zou zorgen. De rest van de tuin heeft nooit meer iets van de wijze wijze vos gehoord.

Na enkele maanden in deze situatie geleefd te hebben, begonnen enkele dieren met elkaar te spreken over alles wat er gebeurde. Ze hadden nauwelijks iets gezien van de dood en verderf zoals hij door de vorst aangekondigd was en begonnen zich af te vragen of de maatregelen wel echt nodig waren geweest.  Er waren wel wat dieren, bomen en planten doodgegaan, maar er waren er niet meer overleden als in voorgaande jaren en er werden ook volop nieuwe dieren, bomen en planten geboren!

Toen de vorst deze geruchten te horen kreeg, liet hij de volgende boodschap verkondigen: “Geloof mij op mijn woord, onderdanen, zonder mijn ingrijpen had het vele malen erger geweest.” Toen waren de dieren, bomen en planten weer eventjes gerustgesteld en gingen door met leven onder de maatregelen.

Mevrouw de haas had echter een klein dochtertje en zij was wel het haasje door de maatregelen. Mama haas zag het met lede ogen aan. Haar kleine haasje mocht immers niet meer samenkomen met haar vriendjes en vriendinnetjes om ermee te spelen in het bos en zat dagenlang in een hoekje te huilen. Ze had een brief naar de vorst gestuurd om deze droevige situatie te melden, maar daar had ze nooit meer iets van vernomen. Na een tijdje was het echter niet alleen het kleine haasje dat zat te huilen, maar begonnen ook de vriendjes en vriendinnetjes zich diep ongelukkig te voelen. De moeders lieten de kinderen daarom stiekem met elkaar spelen, maar onder andere bij de speeltuin was een groot touw gespannen en daar mochten de kinderen niet meer zijn, terwijl daar juist de leukste speelplek was.

De vorst hield niet op met zulke verboden in te stellen. Hij begon na een tijdje de aanwezigheid op nog meer plaatsen te verbieden. De eendjes mochten alleen nog maar op het land leven en niet in het water. Andere vogels mochten niet meer vliegen en alleen maar op het land lopen. Het water en de lucht waren volgens de vorst ook een gevaar geworden. Voorname dienaren van de vorst mochten echter wel blijven zwemmen en vliegen. Je begrijpt wel dat dit voor een hoop onrust zorgde. Maar niet alleen hierdoor ontstond er onrust. Terwijl de dieren niet meer bij elkaar kwamen en de bomen stevig ingepakt naast elkaar stonden en er steeds treuriger begonnen uit te zien, gaf de vorst namelijk elke week een groot feest. Meneer de wezel was kok in het paleis van de vorst en hij had dit verteld. Hij vertelde dat hij elke week een maaltijd voor soms wel meer dan honderd gasten klaarmaakte. Toen de dieren, bomen en planten dit hoorden, vertrouwden ze de vorst voor geen meter. Want als er echt zo een groot gevaar dreigde, waarom ging de vorst dan juist wel door met feesten?

Overigens had de koning nog een verbod ingesteld, dat volgens meneer de wezel niet werd nageleefd in het paleis zelf. Er was namelijk ook een verbod op het laten zien van je gezicht. Iedereen moest een stuk stof voor zijn of haar mond spannen, anders zouden de onderdanen een gedeelte van de wintervoorraad in beslag nemen. De wezel vertelde echter dat hij bij de gasten van de koning nooit dergelijke stukken stof gezien heeft. De onderdanen die de maaltijd verzorgden, moesten er echter wel mee lopen. De dieren, bomen en planten die de wezel dit hoorden vertellen, waren ontsteld toen ze het hoorden. Hen werd het leven zoals ze gekend hadden onmogelijk gemaakt, maar de vorst en zijn gasten leefden gewoon door. Ze begonnen er steeds minder van te begrijpen en er waren er steeds minder onderdanen die het beleid van de vorst nog steunden. Maar toch hielden ze zich nog aan de gestelde regels.

De vorst had namelijk in de loop der tijd een aantal onderdanen aangenomen die het grondgebied van de vorst doorwandelden en controleerden of iedereen zich aan de gestelde regels hield. Eenden die toch zwommen, werden door ze uit het water gehaald en er werden enkele veren uit ze geplukt. Bij vogels die toch vlogen ondanks het verbod, werd hetzelfde gedaan. De eenden en vogels schreeuwden het uit van de pijn als dat bij ze gebeurden, maar het maakte hun wel te angstig om nog een keer ongehoorzaam te zijn. Je begrijpt wel dat de dieren, bomen en planten zich steeds ongelukkiger voelden met de situatie. Datgene waarvoor ze gemaakt waren en wat ze al levenslang deden, werd ze onmogelijk gemaakt. Dit was niet alleen zo bij de eenden en andere vogels. Maar ook, zoals de bomen daar ingepakt stonden, konden ze niet meer wuiven in de wind met hun ferme takken zoals ze gewend waren. Zoals de bloemen gewend waren hun mooie kleuren tentoon te spreiden, waren ze nu ingepakt en konden ze nog nauwelijks ademen. En zoals de dieren gewend waren samen te zingen, elkaar te knuffelen en bovendien elkaars gezichten te bewonderen, was het nu stil, afstandelijk en konden ze elkaar niet meer zien.

Enkele dieren, bomen en planten woonden en leefden echter aan de rand van het landgoed en konden daardoor bij de buren in zijn koninkrijk konden kijken. Ze zagen dat daar geen maatregelen werden genomen, en met regelmaat sprongen er enkele eekhoorns van het naastgelegen koninkrijk bovenop het hek om vol trots te vertellen over het grote vertrouwen dat hun vorst in ze had en dan spraken ze over de vrijheid die zij mochten genieten. Zij vertelden dan met een grote glimlach dat iedereen bij hen vrij de bomen in mochten klimmen, ze bij elkaar mochten zijn en onder de planten door mochten lopen. Zij vertelden dat de seizoen daar ook gewoon bleef terugkomen en elk jaar werden er weer nieuwe dieren geboren en kwamen er jonge bomen en planten uit de grond op. Ze vertelden dat er bij hun ook dieren en planten doodgingen, maar dat dit niet anders was dan in de voorgaande jaren. Maar, het belangrijkste wat ze vertelden was dat ze zich gelukkig voelden.

Toen de dieren, bomen en planten dat vanachter het hoge hek aanhoorden, voelden ze dikke tranen opkomen. Zij voelden zich immers niet meer gelukkig. Alleen al als ze de dieren, bomen en planten van het naastgelegen koninkrijk zo hoorden spreken, werden ze al jaloers dat zij zo vrij mochten spreken. Maar het ergste voor hen was dat zij het vertrouwen en de vrijheid niet meer kregen, zoals de dieren, bomen en planten bij het naastgelegen koninkrijk dat wel kregen. Hierdoor was er bij hen iets geknapt van binnen. Het was een droevig koninkrijk geworden. Het koninkrijk zou zoveel mooier zijn als die vrijheid en dat vertrouwen er wel nog waren…