Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

Zolang er mensen zijn op aarde hebben zij zich moeten verhouden tot ziektes en epidemieën. Pas relatief kort weten we van het bestaan van bacteriën en virussen als ziekteverwekkers af.

Onlangs zag ik een film die zich afspeelde in de 19e eeuw. In het midden van die eeuw was er een cholera-uitbraak in de Londense wijk Soho. In die tijd werd verondersteld dat de ziekte zich via ‘slechte’ lucht verspreidde. Er is één arts, John Snow, die tegen het dominante narratief in nauwkeurig onderzoek doet bij patiënten die lijden aan cholera. Hij probeert op die manier te achterhalen hoe de ziekte zich verspreidt. Hij ontdekt dat er in Soho één bedrijf gevrijwaard blijft van ziekte. Dat is een bierbrouwerij. De werknemers drinken bier, geen water. Dokter Snow vraagt waar patiënten geweest zijn in de dagen voor ze ziek werden. Hij houdt op een kaart van Londen bij waar de patiënten overlijden aan cholera en ontdekt zo dat er een gemene deler is; alle mensen die ziek worden hebben water gedronken van één bepaalde waterpomp in Soho. Snow veronderstelt dat iemand cholera krijgt door water dat besmet is door afval van andere cholerapatiënten. Hij staat sceptisch tegenover de ‘miasmatheorie’ (ziektes worden overgedragen door ‘slechte’ lucht) die in zijn tijd gangbaar was. De ‘infectietheorie’ was nog niet beschreven, daarom wist dokter Snow niet waardoor cholera werd overgebracht. Toch zijn er aanwijzingen die hem ervan overtuigen dat het inademen van slechte lucht niet de oorzaak van cholera was. Inmiddels weten we dat cholera een acute infectieziekte is veroorzaakt door een toxineproducerende bacterie: Vibrio cholerae.

Snow publiceerde zijn theorie voor het eerst in de verhandeling Over hoe cholera wordt overgebracht in 1849. Zijn onderzoek naar het verspreidingspatroon van de ziekte was voor de plaatselijke gemeenteraad overtuigend genoeg om in actie te komen: Ze schakelden de waterpomp uit door de zwengel eraf te halen.

In de film is te zien dat John Snow een buitenbeentje was in de groep van medici. Hij werd niet serieus genomen en buitengesloten. Het ontroerde me om te zien dat zijn gedrevenheid groter was dan zijn angst voor uitsluiting. Ook werd ik aan het denken gezet. In de medische wereld is er veel groepsdruk om je aan te passen en je meerderen te pleasen. Maar is het voor het doen van ontdekkingen niet eerder nodig om buiten de gebaande paden te denken en te gaan? Had dokter Snow de geneeskunde verder gebracht als hij het narratief van de miasma-leer niet ter discussie had gesteld? Was hij misschien zo succesvol, juist doordat hij geleerd had zich niet te veel aan te trekken van groepsdruk?

Artsen als Snow zijn een voorbeeld voor mij. Ik geloof dat het funest is voor de geneeskunde als wij het bestaande narratief niet mogen bevragen. Als wij niet meer vrij kunnen nadenken en discussiëren met elkaar. Als de Inspectie voor de Volksgezondheid artsen gaat verbieden om off-label medicatie voor te schrijven bijvoorbeeld. Het zou de doodsteek voor de geneeskunde betekenen als artsen robots worden die zonder nadenken en zonder empathie kookboekgeneeskunde gaan bedrijven.

Gelukkig zijn er meer artsen zoals dokter Snow; zij zijn immuun genoeg voor dwingende groepsdruk en luisteren liever naar de stem van hun geweten en hun doktershart. Niet voor niets staat er in de Artseneed:

“Ik maak geen misbruik van mijn medische kennis, ook niet onder druk.
Zo zal ik het beroep van arts in ere houden.”

Els van Veen, huisarts